een teken geven (v) (teken) | sinalizar (v) (teken) |
een teken geven (v) (waarschuwing) | fazer um sinal (v) (waarschuwing) |
een teken geven (v) (waarschuwing) | sinalizar (v) (waarschuwing) |
een teken geven (v) (teken) | acenar (v) (teken) |
een teken geven (v) (waarschuwing) | avisar (v) (waarschuwing) |
een teken geven (v) (teken) | dar sinal (v) (teken) |
een teken geven (v) (waarschuwing) | acenar (v) (waarschuwing) |
een teken geven (v) (teken) | fazer um sinal (v) (teken) |
een teken geven (v) (waarschuwing) | dar sinal (v) (waarschuwing) |
een teken geven (v) (teken) | avisar (v) (teken) |